Overslaan en naar de inhoud gaan

Sint-Maarten

De kleine Martinus werd als zoon van Romeinse ouders in 316 geboren te Sabaria in Panonië (het huidige Hongarije). Zijn vader was officier in het Romeinse leger en zeker geen christen. Martinus was voorbestemd om eveneens soldaat te worden. Hij legde ook de militaire eed af. Toen hij pas15 jaar geworden was, werd hij opgenomen bij de ruiterij der keizerlijke garde en kwam in contact met Hilarius, de later bisschop van Poitiers.

En toch volgde hij vaders overtuiging niet, wanneer hij zich als 18-jarige liet dopen. Hij werd uit het leger ontslagen wegens zijn bezwaar om medemensen te doden. Kort daarna werd hij monnik.

Martinus was steeds begaan met de armen en de bedelaars. Toen hij eens in Amiens een schamel geklede sukkelaar ontmoette, nam hij zijn zwaard en sneed hiermee zijn mantel in twee helften, waarvan hij er één aan die man gaf.

Tijdens een veldtocht tegen Alemanen in 354, weigerde hij om als soldaat te vechten en overtuigde hij de vijand om vrede te vragen.

Twee jaar nadien bezocht hij zijn vriend, de heilige Hilarius van Poitiers en stichtte daar het klooster van Ligugé, wat meteen het eerste klooster van Gallië werd. Eerder tegen zijn zin in, werd Martinus in 371 tot bisschop van Tours verkozen en dit door de inwoners van de stad zelf. Hij bleef echter een teruggetrokken man, die voortdurend streed tegen de onrechtvaardigheden en tegen het luxeleven van de Galloromeinse heersers. Hij verving heidense tempels door kerken, die daarna bediend werden door zijn leerlingen uit Marmoutiers. Toch bleef hij vriend van de gewone mensen en voornamelijk van de kinderen, de armen en de zieken. Bisschop Martinus overleed op 8 november te Candes (50 km van Tours) in het jaar 397 en werd op 11 november in Tours als 'Apostel van de vrede' begraven.

Omwille van zijn grote verdiensten werd hij de eerste niet-martelaar, die als heilige vereerd werd. Hij is nu nog steeds de patroonheilige en beschermer van kooplieden, soldaten, ruiters en reizigers, van hospitalen (dankzij de liefdadigheid), van kleermakers en wevers (het verhaal van het verscheuren van de mantel), van dienstweigeraars (zijn weigering om mensen te doden), van bedelaars, van wijngaardeniers en verkopers (omdat op11 november in sommige streken de nieuwe wijn werd geproefd) en in grote delen van West-Vlaanderen verdringt hij de al even beroemde Sint-Niklaas als beschermheilige van de kinderen.

Bij de Sint-Maartensviering ontvangen de kinderen echter geen speelgoed, maar wel de vermaarde Sint-Maartenskoeken.

Het feest (11november) valt samen met het einde van de aardappeloogst en dus met het begin van de winter. Het Sint-Maartensvuur vindt dan ook zijn oorsprong in de verbranding van het droge aardappelloof.

Kinderen, soldaten, armen, vuur, licht en kleuren zijn dan ook de vaste ingrediënten van de Sint-Maartensstoeten die in november en bij donker door de Vlaamse dorpen en gemeenten (zo ook in Ardooie) trekken.

De verbranding van 'Pietje Pek' en de uitdeling van de koeken vormen het sluitstuk van deze jaarlijkse manifestaties.

Sint-Maartenslied

(Te zingen in het echt Ardoois dialect!!!)

Sinte - Moartens avond de torre goa mee noar Gent
de boerkens bak'n de wafels, ze zit'n zoa geern' omtrent
Stookt vier, moakt vier
Sinte -Moart'ns komt olier

Al in zijnen blot'n arme
Hie kroop al in 't hoekske
Hie kreeg 'n beuterkoekske
Hie kroap al onder de zoldertrap
en hie kreeg ne skip in z'n gat.

Buys, buys buys
Is Sinte-Moart'ns thuis.
Nèj, hie zit in 't achterhuys

Top